De goden van de rockgitaar. Een pantheon bevolkt door snarenplukkers wier vingervlugheid mythische proporties aanneemt. Jimi Hendrix, de visionaire vernieuwer. Jimmy Page, de architect van epische riffs. En Eric Clapton, de man die ooit als God werd vereerd. Maar in een tijdperk waarin iconen steeds vaker van hun voetstuk vallen en kritische reflectie hoogtij viert, durven we de vraag te stellen: is de status van Clapton als dé ultieme gitaarvirtuoos terecht, of is hij wellicht wat overroepen?
De echo’s van zijn vroege werk met The Yardbirds en de bluesexplosie van Cream resoneren nog steeds. Nummers als “Cross Road Blues” en “Layla” getuigen van een ongekende beheersing van het bluesidioom, een gevoelige frasering en een toon die menig gitarist tot op vandaag nastreeft. Zijn bijnaam “Slowhand” verraadt een spel dat niet louter op snelheid leunde, maar op precisie en emotionele diepgang.
Toch knaagt er iets. Door de decennia heen evolueerde Claptons stijl, soms in richtingen die zijn oorspronkelijke vlam leken te doven. IDe commerciëlere successen van latere albums, hoewel ongetwijfeld vakbekwaam, misten vaak de rauwe urgentie van zijn beginjaren. Is het mogelijk dat de legende die rond hem is geweven, mede gevoed door tragische levensomstandigheden en een vroege, iconische status, de kritische blik vertroebelt?
In een recent artikel in Rolling Stone (een toonaangevend magazine dat de rockgeschiedenis nauwlettend volgt) werd de invloed van Clapton ontegensprekelijk erkend, maar tegelijkertijd werd de discussie aangewakkerd over de relatieve impact van andere gitaristen op de ontwikkeling van het genre. Gitaristen als Jeff Beck, die eveneens zijn wortels in The Yardbirds had, worden soms genoemd als technischere en meer innovatieve spelers. En wat te denken van de grensverleggende experimenten van Hendrix, die de gitaar als een compleet nieuw instrument leek te herdefiniëren?
Ook online platforms zoals Ultimate Guitar herbergen talloze discussies waarin de verdiensten van Clapton worden afgewogen tegen die van zijn tijdgenoten en opvolgers. Sommige commentatoren wijzen op periodes van artistieke stagnatie en een zekere voorspelbaarheid in zijn latere werk. Anderen benadrukken dan weer zijn consistentie en de tijdloze kwaliteit van zijn bluesvertolkingen.
De filosofische vraag die hierachter schuilt, raakt aan de aard van muzikale genialiteit en de subjectiviteit van smaak. Wat maakt een gitarist “de beste”? Is het technische virtuositeit, vernieuwingsdrang, emotionele expressie, of een combinatie van dit alles? En in hoeverre wordt onze perceptie van een artiest gekleurd door nostalgie en de culturele context van hun doorbraak?
Misschien is het niet zozeer de vraag of Clapton “overroepen” is, maar eerder dat de titel van “beste gitarist ooit” inherent problematisch is. Het reduceert een complexe en diverse kunstvorm tot een competitie, waarbij subjectieve criteria als objectieve waarheden worden geponeerd.
Clapton blijft ongetwijfeld een monument in de rockgeschiedenis, een bluesman in hart en nieren die een generatie gitaristen heeft geïnspireerd. Zijn vroege werk is essentieel luistervoer voor iedereen die de fundamenten van de rockmuziek wil begrijpen. Maar in een eerlijke en kritische reflectie moeten we durven de nuances te onderzoeken en de vraag te stellen of de absolute superlatie die hem soms wordt toegedicht, nog volledig standhoudt in het licht van de evolutie van de gitaarmuziek en de prestaties van andere grootheden.
Wil je zelf je mening vormen of je gitaarspel naar een hoger niveau tillen? Maak dan kennis met de gitaarlessen van muziekschool StudiOSB in Geraardsbergen!
